onzekerheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onzekerheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·ze·ker·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onzekerheid onzekerheden
verkleinwoord onzekerheidje onzekerheidjes

Zelfstandig naamwoord

deonzekerheidv

  1. het niet (helemaal) zeker zijn
    • Hij twijfelt altijd want hij heeft last van te grote onzekerheid. 
     Mijn onzekerheid werd steeds intenser en instinctief had ik nog maar één behoefte: vluchten, weg uit de bergen.[1]
     Maar Christa vond tegelijkertijd dat er een groot en ongekend potentieel was voor zo'n populistische partij, op dit moment zwierven er misschien een miljoen mensen in totale onzekerheid rond.[2]
  2. de mate waarin meting en het gemetene van elkaar kunnen afwijkingen
    • Hij is 1.80 meter lang met een onzekerheid van 1 cm. 
Synoniemen
  1. twijfeling, broosheid, schuchterheid, bedeesdheid
Hyponiemen
  • bestaansonzekerheid, meetonzekerheid, rechtsonzekerheid, voedselonzekerheid, werkonzekerheid, zelfonzekerheid
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onzekerheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.