oorlof
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: oorlof (hulp, bestand)
- IPA: / orˈlɔf / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- oor·lof
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands orlof, in de betekenis van ‘vergunning’ voor het eerst aangetroffen in 1201, op te vatten als afgeleid van lof zn met het voorvoegsel oor- [1] [2] [3]
- [2] vanuit de specifieke betekenis "toestemming om te vertrekken"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorlof | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
oorlof
Synoniemen
- [1] verlof, instemming
- [2] afscheid
Afgeleide begrippen
- [1] geoorloofd
- [1] veroorloven
Tussenwerpsel
oorlof
- (verouderd) afscheidsgroet bij vertrek voor een langere periode
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'oorlof' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.