opdrukker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opdrukker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·druk·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opdrukker opdrukkers
verkleinwoord opdrukkertje opdrukkertjes

Zelfstandig naamwoord

deopdrukkerm

  1. (scheepvaart) klein duw- en sleepbootje
  2. iemand die zich bij de gymnastiek opdrukt
  3. iemand die ergens iets opdrukt (bedrukt)

Gangbaarheid

  • Het woord 'opdrukker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.