opligger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opligger    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·lig·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling van opliggen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord opligger opliggers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deopliggerm

  1. (verkeer) een aanhangwagen, die geen eigen vooras heeft en waarvan dus een belangrijk deel van het gewicht op het trekkend voertuig (de trekker) rust
     Het ongeval gebeurde in de richting van de kust tussen Affligem en Aalst. Een trekker met opligger reed achteraan in op een VW Caddy. De bestuurder van de lichte vracht, Y. E. uit Londerzeel, werd in levensgevaar overgebracht naar het ziekenhuis.[1]
     Verder nazicht in de loods bracht aan het licht dat de vier aanwezige opliggers gebruikt werden als cannabisplantage, met in totaal zowat 2.000 plantjes. Het onderzoek is nog volop aan de gang, momenteel is er al sprake van één verdachte die kon worden opgepakt.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord opligger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    jdb
    “28-jarige man levensgevaarlijk gewond na aanrijding vrachtwagen” (04/11/2012), De Standaard
  2. Weblink bron
    gjs
    “Brand in loods onthult cannabisplantage in Mol” (17/12/2012), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.