oprechtheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oprechtheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·recht·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oprechtheid oprechtheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deoprechtheidv

  1. de mate van oprecht zijn, eerlijkheid, van goede wil zijn
    • Hij toonde zijn oprechtheid door ze alles te vertellen. 
    • Kleine Woord aarzelde geen moment. Hij geloofde in de oprechtheid van Wilde Wingerd en de anderen.[1] 

Gangbaarheid

  • Het woord oprechtheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 34
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.