opstarten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opstarten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔpstɑrtə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • op·star·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opstarten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opstarten
startte op
opgestart
zwak -t volledig
  1. beginnen vanuit een rusttoestand, voor de eerste keer beginnen
    • Hij moest na de vakantie zijn computer weer helemaal opnieuw opstarten.  
    • Het nieuwe bedrijf moest eerst opgestart worden. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opstarten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.