opstoker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opstoker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·sto·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opstoker opstokers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deopstokerm

  1. iemand die probeert mensen tot strijd aan te zetten
    • Zet assistent-trainer Orlando Trustfull neer als scheidsrechter annex opstoker annex motivator en spektakel is gegarandeerd. Hij sart, lacht, complimenteert, snauwt. Al lijkt motivatie wel het laatste waar de Ajacieden nu bij geholpen moeten worden. Want iedere speler die in het midden staat, krijgt oogkleppen op. Dan tellen alleen die blauwe lichtjes op de poortjes. [2] 
    • Opstokers tegen alles wat goed en verheven is, die liberalen, en aanblazers van alles wat ordinair en verdorven is. [3] 
    • En er hangen uitvergrote toespraken van Botha. In één, uit 1986, komt de volgende passage voor: “Die opstokers kan maar ras en skel, die marxiste kan maar lieg en bedrieg, ons vyande kan ons probeer ondermyn, maar hier is die feite. Ek en my regering is verbind tot magsdeling.” [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'opstoker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.