optrek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  optrek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·trek

Werkwoord

vervoeging van
optrekken

optrek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van optrekken
    • ... dat ik optrek. 
enkelvoud meervoud
naamwoord optrek optrekken
verkleinwoord optrekje optrekjes

Zelfstandig naamwoord

deoptrekm

  1. meestal gebruikt in de verklein vorm: een kleine woning of een klein verblijf soms ook schertsend gebruikt voor juist een groot huis
    • Hij heeft voor 5 miljoen euro een bescheiden optrekje in het Gooi gekocht.  

Gangbaarheid

  • Het woord optrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.