opzagen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opzagen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·za·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opzagen

  1. overgankelijk zolang zagen tot alles op is

Werkwoord

vervoeging van
opzien

opzagen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opzien
    • ...dat wij opzagen. 
    • ...dat jullie opzagen. 
    • ...dat zij opzagen. 

Gangbaarheid

  • Het woord opzagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
58 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.