opzien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opzien    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔpsin/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • op·zien
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opzien
zag op
opgezien
klasse 5

onregelmatig

volledig

Werkwoord

opzien

  1. inergatief ~ naar: in hoog aanzien hebben, van hogere status achten
    • Hij heeft altijd opgezien naar zijn oudere broer. 
  2. inergatief ~ tegen: iets met angst en vrees bekijken
    • Hij heeft ontzettend opgezien tegen die operatie. 
     En nu leek ze zo opgelucht, alsof ze dat gezegd had wat moeilijk was en waar ze tegen op had gezien.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opzien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.