opzouten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opzouten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔpsɑutə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • op·zou·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opzouten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opzouten
zoutte op
opgezouten
zwak -t

gemengd

volledig
  1. van eetwaren in het zout leggen om ze te kunnen bewaren en later te gebruiken
  2. (figuurlijk) bewaren voor later
  3. (figuurlijk) niet uiten van gevoelens
  4. (informeel) snel weggaan
    • Maar richting als voorzetsel, in zinnen als: ‘de eerste stap richting een grotere klanttevredenheid’ of ‘ik heb dat richting de directie aangegeven’: ik dacht het dus niet. Mensen die dingen ‘aangeven’ als ze ‘zeggen’ bedoelen moeten sowieso opzouten. Maar ‘richting’ gebruik je écht alleen als voorzetsel als je totaal niet weet waar het heen moet, of waar het moet aankomen. [2] 
  5. van een tekst: die sterker maken, krachtiger maken
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • opzouting

Gangbaarheid

  • Het woord opzouten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Japke-d. Bouma 23 oktober 2015
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.