orthodox

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  orthodox    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɔrtoˈdɔks/
Woordafbreking
  • or·tho·dox
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘rechtzinnig’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • Van het Oudgriekse ὀρθόδοξος
  • afgeleid van het Oudgriekse δοξος 'dóxa' (begrip, mening, oordeel) met het voorvoegsel ortho- [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen orthodoxorthodoxerorthodoxt
verbogen orthodoxeorthodoxereorthodoxte
partitief orthodoxorthodoxers-

Bijvoeglijk naamwoord

orthodox

  1. (religie) star vasthoudend aan een bepaald geloof
    • Orthodoxe christenen. 
  2. star vasthoudend aan bepaalde opvattingen of gewoontes die algemeen zijn aanvaard
    • Een orthodoxe manier van werken. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord orthodox staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.