ouwe

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ouwe    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ou·we
Woordherkomst en -opbouw
  • verbastering van oude
enkelvoud meervoud
naamwoord ouwe ouwen
verkleinwoord ouwetje ouwetjes

Zelfstandig naamwoord

deouwem

  1. ouder, vader, ouder persoon, iemand die er al lang is
    • Dat moet je maar aan de ouwe vragen! 
    • De ouwetjes hebben het prima naar hun zin gehad. 
  2. (muziek) gouwe ~: een populair nummer dat in het verleden lang een topper geweest is
    • We draaien nog even een gouwe ouwe. 
  3. oude
     Want stel je voor dat Sint hier in een ouwe, grauwe paardedeken was aangekomen. Hadden jullie hem dan herkend?[1]
     Een pretpakket met ouwe grappige rotzooi die ik een week eerder in een tweedehandswinkel had gekocht voor mijn vrienden die drie dagen achter me liepen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord ouwe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 13
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.