ouwel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ouwel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑuwəl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ou·wel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet-geconsacreerde hostie’ voor het eerst aangetroffen in 1469 [1]
  • Afkomstig van het Latijnse oblata (offerbrood).
enkelvoud meervoud
naamwoord ouwel ouwels
verkleinwoord ouweltje ouweltjes

Zelfstandig naamwoord

deouwelm

  1. een dun wit ongedesemd baksel van rijstzetmeel zoals dat in de Eucharistie en als bodem voor bepaalde koekjes gebruikt wordt
    • Deze macronen kun je het beste op ouwel bakken, anders komen ze aan de bakplaat vast te zitten. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ouwel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.