pandemonium

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pandemonium    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɑnde'monijʏm/
Woordafbreking
  • pan·de·mo·ni·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hels lawaai’ voor het eerst aangetroffen in 1899 [1]
  • afgeleid van het Latijnse daemonium [demon, duivel] met het voorvoegsel pan- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pandemonium pandemoniums
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetpandemoniumo [3]

  1. een chaotische toestand met een hels lawaai en drukte
    • Kramer maakte van de slotbeweging een groots en grotesk pandemonium, waarin weliswaar niet elk loopje of akkoord loepzuiver klonk. Maar naast zoveel muzikanteske brille is het haast strafbaar om daarover te kniezen. [4] 
    • Wat hebben Angela Merkel, Piet de Jong en Koos van Dam met elkaar gemeen? Zowel de bondskanselier, de overleden oud-premier, als de vertrekkende Syrië-gezant laten (lieten) zich leiden door innerlijke kalmte en bezinning. Zij zijn een oase van rust in de huidige hysterie, in het pandemonium dat dagelijks in de media aan ons voorbijtrekt en maar geen halt weet te houden. [5] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pandemonium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.