pander

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pander    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pan·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pander panders
verkleinwoord pandertje pandertjes

Zelfstandig naamwoord

depanderm

  1. (juridisch) iemand die iets in onderpand heeft als zekerheid voor een schuld
Synoniemen
  • pandhouder, pandheer

Gangbaarheid

  • Het woord pander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
25 %van de Nederlanders;
27 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.