papoeapitta

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  papoeapitta    (hulp, bestand)
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • pa·poea·pit·ta
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord papoeapitta papoeapitta's
verkleinwoord papoeapittaatje papoeapittaatjes

Zelfstandig naamwoord

depapoeapittav/m

  1. (zangvogels) Erythropitta macklotii  een vogelsoort uit de familie van pitta's (Pittidae). Deze pitta wordt ook wel als een ondersoort van de Filipijnse pitta of roodbuikpitta (Erythropitta erythrogaster sensu lato) opgevat. De nominaat werd verzameld aan de Tritonbaai (baie de Lobo) tijdens de expeditie naar Nieuw-Guinea in 1828 en in 1834 door Coenraad Jacob Temminck beschreven. De wetenschappelijke naam is een eerbetoon aan de Duitse natuuronderzoeker Heinrich Christian Macklot , die in dienst van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie onderzoek deed in Nederlands-Indië en ook deelnam als onderzoekleider aan de expeditie naar Nieuw-Guinea
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'papoeapitta' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.