participatie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  participatie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • par·ti·ci·pa·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘deelneming’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • Afgeleid van participeren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord participatie participaties
verkleinwoord participatietje participatietjes

Zelfstandig naamwoord

departicipatiev

  1. actieve deelname
    • Er vindt weinig participatie op de arbeidsmarkt plaats van oude omaatjes. 
Hyponiemen
  • ouderparticipatie
  • overheidsparticipatie
  • publieksparticipatie
  • sportparticipatie
  • werknemersparticipatie
  • winstparticipatie
Afgeleide begrippen
  • participatie-ideologie
  • participatieakkoord
  • participatiebedrijf
  • participatiebeleid
  • participatiebeurs
  • participatiebevordering
  • participatiebewijs
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord participatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.