passing

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  passing    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pas·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord passing passingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

depassingv

  1. (techniek) een methode om twee voorwerpen in elkaar te laten passen
  2. (sport) het geven van een pass
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • passing-shot, passingshot, passingstelsel

Gangbaarheid

  • Het woord passing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
60 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Engels

Werkwoord

passing

  1. onvoltooid deelwoord van pass

Zelfstandig naamwoord

passing

  1. gerundium van pass
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.