pateen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pateen    (hulp, bestand)
  • IPA: /paˈten/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pa·teen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schotel voor hostie’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • van Middelnederlands patene, dat weer is ontleend aan Latijn patena [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pateen patenen
verkleinwoord pateentje pateentjes

Zelfstandig naamwoord

depateenv

  1. (religie) (katholiek) (anglicaans) schotel voor de hostie, waarop deze tijdens de Heilige Mis wordt neergelegd en waarboven deze later wordt gebroken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pateen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
24 %van de Nederlanders;
30 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • pa·te·en
Naar frequentie zeldzaam

Zelfstandig naamwoord

pateen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pate
Schrijfwijzen

Noors

Woordafbreking
  • pa·te·en
Naar frequentie 67277

Zelfstandig naamwoord

pateen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van paté
Schrijfwijzen

Nynorsk

Woordafbreking
  • pa·te·en

Zelfstandig naamwoord

pateen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van paté
Schrijfwijzen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
patear

pateen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van patear
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van patear
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.