pensionaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pensionaat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pen·si·o·naat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kostschool’ voor het eerst aangetroffen in 1796 [1]
  • afgeleid van pensioneren met het achtervoegsel -aat
enkelvoud meervoud
naamwoord pensionaat pensionaten
verkleinwoord pensionaatje pensionaatjes

Zelfstandig naamwoord

hetpensionaato

  1. een kostschool

Gangbaarheid

  • Het woord pensionaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.