percipiëren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  percipiëren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • per·ci·pië·ren, per·ci·pi·eren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘waarnemen, begrijpen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1592 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
percipiëren
percipieerde
gepercipieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

percipiëren

  1. overgankelijk waarnemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord percipiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.