pertinent

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pertinent    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • per·ti·nent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beslist’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1531 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen pertinentpertinenterpertinentst
verbogen pertinentepertinenterepertinentste
partitief pertinentspertinenters-

Bijvoeglijk naamwoord

pertinent

  1. overduidelijk
    • Dat is een pertinente leugen. 
  2. uitdrukkelijk
    • Hij gaf een pertinent bevel. 
  3. (juridisch) afdoend, overtuigend
  4. (verouderd) nauwkeurig

Bijwoord

pertinent

  1. absoluut, met overtuiging
    • Ik ben het pertinent met hem oneens. 

Gangbaarheid

  • Het woord pertinent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  pertinent (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA:
stellend vergrotend overtreffend
pertinentmore pertinentmost pertinent

Bijvoeglijk naamwoord

pertinent

  1. pertinent
  2. relevant

Frans

Uitspraak
  • Geluid:
  • IPA:
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   pertinent pertinents
  vrouwelijk   pertinente pertinentes

Bijvoeglijk naamwoord

pertinent

  1. pertinent
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.