pianospelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pianospelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pi·a·no·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pianospelen
speelde piano
pianogespeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

pianospelen [1]

  1. muziek maken met een piano
    • Hij speelt piano vanaf zijn achtste. 
    • Ik til nog steeds mijn vingers op als ik pianospeel. [2] 
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

depianospelenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pianospel

Gangbaarheid

  • Het woord pianospelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 8
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.