pianospel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pianospel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pi·a·no·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pianospel pianospelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetpianospelo

  1. het spelen op de piano en de muziek die daardoor ontstaat
    • Tussen zijn strakke oefenschema door heeft Ramon van Engelenhoven tijd gemaakt voor een fotoshoot in een Amsterdamse salon in Oud-Zuid. Zelf geregeld, want zo perfectionistisch als hij is in zijn pianospel, zo is hij ook in de voorbereidingen van het interview.[2] 
    • En dan is er een derde kompaan, die allesbepalend is geweest voor Amsterdam-Paris. En dat is pianist-arrangeur Nico van der Linden. Niet alleen zijn verfijnde pianospel speelt een belangrijke rol; zijn arrangementen spelen zelfs een hoofdrol.[3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord pianospel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 06 mrt. 2017
  3. de Telegraaf BERTJAN TER BRAAK 20 sep. 2016
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.