pijnen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pijnen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɛinə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pij·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • ww: van Middelnederlands pinen, op te vatten als afgeleid van  pijn zn  [A] met het achtervoegsel -en
  • zn:  pijn zn  [A] met de uitgang -en
  • bn: afgeleid van  pijn zn  [B] met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pijnen
pijnde
gepijnd
zwak -d volledig

Werkwoord

pijnen

  1. overgankelijk (verouderd) leed toebrengen als straf
  2. overgankelijk (verouderd) lichamelijk kwellen om informatie of een bekentenis af te dwingen
  3. overgankelijk (figuurlijk) ernstig kwellen
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

depijnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pijn
stellend
onverbogen pijnen
verbogen -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Gangbaarheid

  • Het woord pijnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.