straffen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  straffen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstrɑfə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈstrɑfə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈstrɑfə(n)/
Woordafbreking
  • straf·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
straffen
strafte
gestraft
zwak -t volledig

Werkwoord

straffen

  1. overgankelijk negatieve consequenties verbinden aan een als verkeerd geziene daad
    • De leraar strafte hem omdat hij te laat kwam, hij moest een nablijfbriefje halen bij de conciërge. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

destraffenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord straf
     Gelukkig werd er alleen wiet gevonden, dat wel geconfisqueerd werd maar waar verder geen straffen voor werden uitgedeeld.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord straffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. straffen op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Naar frequentie 32723

Zelfstandig naamwoord

straffen

  1. nominatief bepaald onzijdig meervoud van straff
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.