pils

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pils    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pils
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘bier’ voor het eerst aangetroffen in 1884 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pils pilsen
verkleinwoord pilsje pilsjes

Zelfstandig naamwoord

pils m / o

  1. (drinken) lagerbier, oorspronkelijk uit Pilzen in Tsjechië
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord pils staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.