pits

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pits    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɪts/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • pits
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pits -
verkleinwoord pitsje pitsjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

depitsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pit: "werkplaats langs een circuit voor auto- of motorsport"
  2. (sport) gebied langs de racebaan waar de voertuigen die aan de race deelnemen kunnen stoppen om te tanken en voor kleine reparaties en bandenwissel
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
pitsen

pits

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pitsen
    • Ik pits. 
  2. gebiedende wijs van pitsen
    • Pits! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pitsen
    • Pits je? 

Gangbaarheid

  • Het woord pits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.