planket

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  planket    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • plan·ket
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord planket planketten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetplanketo

  1. houten bekleding van een vloer
  2. schutting
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord planket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
58 %van de Nederlanders;
54 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.