planning

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  planning    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • plan·ning
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van plannen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord planning planningen
verkleinwoord planninkje planninkjes

Zelfstandig naamwoord

deplanningv

  1. het opstellen van en werken volgens plannen
     Je zult vast obstakels tegenkomen of het eng vinden om daadwerkelijk alleen op reis te gaan, maar dit is met tijd en planning te voorkomen.[1]
  2. uitgewerkt plan van de (deel)werkzaamheden die achtereenvolgens uitgevoerd moeten worden om een werk, project enz. op een bepaald tijdstip te hebben afgerond
     De begeleider let erop dat de student werkt volgens de planning en de afspraken die gemaakt zijn.[2]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord planning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. “Mbo-verpleegkundige: Praktijkopdrachten voor kwalificatieniveau 4” (2012), Bohn Stafleu van Loghum
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.