planologisch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  planologisch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pla·no·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen planologischplanologischer
verbogen planologischeplanologischere
partitief planologischplanologischers-

Bijvoeglijk naamwoord

planologisch

  1. betrekking hebbend op de planologie, het vak dat zich bezig houdt met de ruimtelijke ordening
    • Door de planologische beslissing mag hier geen zware industrie komen. 
Hyponiemen
  • distributie-planologisch, rijksplanologisch

Gangbaarheid

  • Het woord planologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.