poespas

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  poespas    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpuspɑs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • poes·pas
Woordherkomst en -opbouw
  • klanknabootsing, oorspronkelijk met de betekenis ‘vreemde mengelmoes’, in de betekenis van ‘drukte’ voor het eerst aangetroffen in 1821 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord poespas -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

poespas m (v)

  1. overbodige handelingen, nutteloos ritueel
    • Hij wilde niets met die poespas te maken hebben. 
    • Hier, dit is wat je moeder geschreven heeft over deze gebeurtenis.' Op de achterkant van een gespaarde koffiezegel stond met sierlijk krullende letters:Met weinig poespas en geen religie, want dat helpt toch niet, uiteindelijk [4] 
Afgeleide begrippen
  • poespasserij

Gangbaarheid

  • Het woord poespas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.