poezel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: poezel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpuzəl / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- poe·zel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poezel | poezels |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de poezel v
- jonge vrouw of jong meisje
- sierkwast aan een meubel
- (Zeeland) bloeiwijze van de lisdodde
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | poezel | poezeler | poezelst |
verbogen | poezele | poezelere | poezelste |
partitief | poezels | poezelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
poezel
- met zachte, ronde vormen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord poezel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poezel" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.