pon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pon    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘nachtkleed’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pon ponnen
verkleinwoord ponnetje ponnetjes

Zelfstandig naamwoord

deponm [3]

  1. gewaad om ´s nachts in bed te dragen, nachtjapon
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord pon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
63 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
poner

pon

  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van poner
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.