prender

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /pɾeŋ.ˈðeɾ/
Woordafbreking
  • pren·der

Werkwoord

prender

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
prender
prendía
prendido
volledig
  1. overgankelijk grijpen, pakken, vatten, gevangen nemen
  2. vastmaken, vaststeken, bevestigen
  3. aansteken (van vuur)
  4. ophangen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.