prikker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  prikker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • prik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prikker prikkers
verkleinwoord prikkertje prikkertjes

Zelfstandig naamwoord

deprikkerm

  1. kleine pen om iets aan vast te prikken
  2. iemand die een persoon een injectie geeft
    • De prikker injecteerde het coronavaccin in de bovenarm van de zorgmedewerker. 
Hyponiemen
  • gazonprikker
  • hennepprikker
  • kaasprikker
  • papierprikker
  • puntenprikker
  • taartenprikker
  • taartprikker
  • zeilmakersprikker

Gangbaarheid

  • Het woord prikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.