prothese

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  prothese    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pro·the·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstledemaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord prothese prothesen
protheses
verkleinwoord prothesetje prothesetjes

Zelfstandig naamwoord

deprothesev

  1. (medisch) een kunstmatig lichaamsdeel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord prothese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.