pruimer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pruimer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • prui·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pruimer pruimers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depruimerm

  1. pruimenboom, pruimelaar
  2. iemand die pruimtabak gebruikt
  3. iemand die veel zeurt

Gangbaarheid

  • Het woord pruimer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
56 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.