punctueel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  punctueel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • punc·tu·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stipt’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
  • afgeleid van punt of het oud-Franse ponctuel met het achtervoegsel -eel [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen punctueelpunctuelerpunctueelst
verbogen punctuelepunctuelerepunctueelste
partitief punctueelspunctuelers-

Bijvoeglijk naamwoord

punctueel [3]

  1. stipt, nauwkeurig
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord punctueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.