stipt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stipt    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɪpt/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • stipt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘nauwgezet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1704 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen stiptstipterstiptst
verbogen stiptestipterestiptste
partitief stiptsstipters-

Bijvoeglijk naamwoord

stipt

  1. precies op tijd komend
    • Het is vreemd dat hij er niet is, want hij is altijd zo stipt. 
  2. nauwgezet.
    • Stipte naleving hiervan is vereist. 
Vertalingen

Bijwoord

stipt

  1. met grote precisie
    • Deze aanwijzingen moeten stipt opgevolgd worden voor het beste resultaat. 
     Op de dag dat de vergunningen verstrekt werden zat ik stipt om middernacht klaar met drie computers binnen handbereik om er zeker van te zijn een startbewijs te bemachtigen.[2]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
stippen

stipt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippen
    • Jij stipt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippen
    • Hij stipt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stippen
    • Stipt! 

Gangbaarheid

  • Het woord stipt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.