radheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  radheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɑthɛit/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rad·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  rad bn  met het achtervoegsel -heid [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord radheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deradheidv

  1. vaardigheid waarmee iets snel en doeltreffend wordt gedaan of gezegd
Typische woordcombinaties
  • radheid van tong
    vaardigheid vlot en overtuigend te spreken
 De ware wereldartiest is hij die met radheid van tong een kant-en-klaar wereldbeeld kan opdissen dat zich, indien gewenst, diepzinnig laat aanhoren maar toch de luisteraars het gevoel geeft dat ze niet dom zijn. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord 'radheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
32 %van de Nederlanders;
58 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.