reñir

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reñir
reñía
reñido
volledig

Werkwoord

reñir

  • onovergankelijk
  1. twisten, ruziën, kibbelen, kijven
  • overgankelijk
  1. een uitbrander geven, berispen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.