reken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrekə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈre.kən/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈre.kən/
    • (Limburg): /ˈre.kən/
Woordafbreking
  • re·ken

Werkwoord

vervoeging van
rekenen

reken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rekenen
    • Ik reken. 
  2. gebiedende wijs van rekenen
    • Reken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rekenen
    • Reken je? 

Zelfstandig naamwoord

derekenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord reek

Gangbaarheid

  • Het woord reken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.