research

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  research    (hulp, bestand)
  • IPA: /riˈsʏːrtʃ/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • re·search
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onderzoek’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
  • van Engels research [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord research -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deresearchm

  1. wetenschappelijk onderzoek

Werkwoord

vervoeging van
researchen

research

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van researchen
    • Ik research. 
  2. gebiedende wijs van researchen
    • Research! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van researchen
    • Research je? 

Gangbaarheid

  • Het woord research staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  research (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (VS): /ˈɹisɝtʃ/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
research researches

Zelfstandig naamwoord

research

  1. onderzoek
vervoeging
onbepaalde wijs to  research 
he/she/it  researches 
verleden tijd  researched 
voltooid
deelwoord
 researched 
onvoltooid
deelwoord
 researching 
gebiedende wijs  research 

Werkwoord

research

  1. onderzoeken
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.