reuzegoed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reuzegoed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrøzəˌɣut/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • reu·ze·goed
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen reuzegoed
verbogen reuzegoede
partitief reuzegoeds

Bijvoeglijk naamwoord

reuzegoed

  1. enorm goed
     ‘(…) Andy Warhol is reuzegoed voor ons imago!’ Opgelucht gelach en ongeduldig geschraap van stoelen rond de tafel.[1]
     Schiphol zegt luchtvaartmaatschappijen die naar andere vliegvelden uitwijken en daardoor extra kosten maken, te gaan helpen. Daarnaast beseft Schiphol ‘reuzegoed’ dat luchtvaartmaatschappijen en reisorganisaties claims bij het vliegveld neer kunnen leggen. „Daar zullen we ook op ingaan.”[2]
Synoniemen
intensiveringen van  goed bn :

Gangbaarheid

  • Het woord reuzegoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
  2. Weblink bron
    Herman Stil
    “Schiphol beperkt deze zomer het aantal vluchten, vele duizenden reizigers gedupeerd” (16 jun. 2022), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.