rijkelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rijkelijk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrɛikələk / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- rij·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rijkelijk | rijkelijker | rijkelijkst |
verbogen | rijkelijke | rijkelijkere | rijkelijkste |
partitief | rijkelijks | rijkelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
rijkelijk
- overvloedig, niet nauw rekenend
- Ik wil graag een rijkelijk belegd broodje bestellen.
- ▸ Ik bestelde een lunch bestaande uit vier dikke pannenkoeken, rijkelijk belegd met boter en ahornsiroop.[1]
Bijwoord
- ▸ Duidelijkheid over vliegvakantie komt met horten en stoten (en rijkelijk laat)[2]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord rijkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijkelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Duidelijkheid over vliegvakantie komt met horten en stoten (en rijkelijk laat)” (24 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.