rijzig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rij·zig
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘lang’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
  • Naamwoord van handeling van rijzen met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen rijzigrijzigerrijzigst
verbogen rijzigerijzigererijzigste
partitief rijzigsrijzigers-

Bijvoeglijk naamwoord

rijzig

  1. zo groot dat hij/het boven de omgeving uitsteekt
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rijzig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.