rui

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rui    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • rui
enkelvoud meervoud
naamwoord rui ruien
verkleinwoord ruitje ruitjes

Zelfstandig naamwoord

deruim

  1. (dierkunde) het periodiek uitvallen van het verenkleed van vogels

Werkwoord

vervoeging van
ruien

rui

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruien
    • Ik rui. 
  2. gebiedende wijs van ruien
    • Rui! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruien
    • Rui je? 
Opmerkingen
  • De bovenstaande werkwoordsvormen zijn goeddeels hypothetisch gezien de betekenis van het woord.

Gangbaarheid

  • Het woord rui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.