saluut

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  saluut    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɑ'lyt/
Woordafbreking
  • sa·luut
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: groet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1866 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘militaire groet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1822 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord saluut saluten
verkleinwoord saluutje saluutjes

Zelfstandig naamwoord

hetsaluuto

  1. een militaire groet
    • De militairen brachten een saluut. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord saluut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.